After party in het hoofd van een organist

jan 2015

Advent en Kerstmis 2014 zijn achter de rug. Met recht zijn het hoogtijdagen te noemen, niet in het minst voor de mensen die op enigerlei wijze muzikaal actief zijn in onze wijkgemeente. Met 2 organisten en een cantorij van rond de 15 zangers hebben we ons uiterste best gedaan

om de kerkdiensten een omlijsting te geven die past bij de tijd van hoop en licht. In aanvulling op de inzet van onze ‘eigen’ muzikanten genoten we in december, na een zetje in de rug van het fameuze Roder Jongenskoor, achtereenvolgens van trompettist Samuel Schelling, een koperkwartet als afvaardiging van de Alphense Harmonie Arti et Religioni en hoboïst Theo-Hans Kuijvenhoven.

Ik kijk er als 1 van de 2 orgelspelers met groot plezier en genoegen op terug. Al denk je altijd bij jezelf: daar en daar had het nog beter gekund! Ook als amateur ben je nu eenmaal gedreven om binnen de mogelijkheden die je hebt te gaan voor het hoogst haalbare. Voor mezelf sprekend vind ik het van groot belang dat je als muzikant probeert de boodschap die door voorgangers wordt uitgedragen te ondersteunen. Even een pluim uitdelen aan de cantorij: jullie a capella gezongen Vanwaar zijt Gij gekomen leverde een prachtig moment van verstilling en verdieping op waar ik enorm van heb genoten. Op deze toer doorgaand kunnen wij nog veel meer ‘oude muziek’ tot leven brengen in de komende tijd.

En dan wil ik u als lezer even meenemen in mijn beleving van één van de aspecten van het ‘kerkorganist zijn’. Ik doel op het in onze kerkdiensten gegeven voorrecht om als organist een ‘antwoord op de preek’ te mogen geven. Dit is steeds weer opnieuw een uitdaging. Ik zie het zelf als het aanreiken van een stuk ruimte en klank om bij te mediteren over wat je uit de preek kunt meenemen naar huis. Voor mezelf en voor de kerkgangers, en nadrukkelijk zonder de arrogantie te hebben dat ik altijd de essentie van een preek weet te doorgronden, laat dat gezegd zijn. Het komt door mijn oren binnen en gaat er via mijn hoofd, handen en voeten weer uit.

Onderweg kan er echt van alles gebeuren dat gewoon nergens op slaat. Zeker met nog vers in het geheugen de fabelachtige improvisaties van Sietze de Vries besef ik doorlopend dat ik op mijn tenen moet lopen om iets te presteren dat het aanhoren enigszins waard is. Hoe beleef ik dat dan? Als volgt: Ontelbare malen heb ik al luisterend naar de preek liedboeken zitten doorbladeren, zitten spiegelen over wat er precies gezegd wordt en over wat ik denk dat ermee bedoeld wordt. Om dan ergens vlak voor het einde van de preek, tenminste, vlak voor het moment dat ik verwacht dat de preek tot een einde komt, de knoop door te hakken en een lied, of soms zelfs een tweetal liederen, te kiezen waar ik iets mee ga proberen te doen.

In mijn hoofd probeer ik alvast te bedenken welke klanken uit ons rijk geschakeerde orgel aan de beurt moeten komen. De registratie klaarzetten en dan, altijd enigszins gespannen, het juiste moment na het ‘amen’ kiezen en inzetten. Soms gebeurt er precies wat ik wil, andere keren lukt dat gewoon niet en pakt het anders uit dan ik bedacht had. Ik train erop door harmonieën uit te proberen op de piano thuis en door harmonieën uit te schrijven met de grondregels van het contrapunt ernaast.

Zodat ik mijzelf steeds beter kan voorstellen welke klanken er mogelijk zijn en welke wendingen een melodie optimaal tot zijn recht laten komen. Ik durf het niet altijd aan om mezelf terug te beluisteren op de website als de dienst is afgelopen. Omdat ik altijd direct hoor waar ik het beter had kunnen doen. Dan voel ik me toch wat verongelijkt en soms zelfs een regelrechte stumper. Niet lekker, maar door dat luisteren en het checken van je harmonische fratsen, door die vervolgens maar eens uit te schrijven en te analyseren en erom te lachen, houd je de hoop het ooit beter te zullen doen. En dat blijft het streven!

Ad Hesseling

Reageer : Dit e-mailadres wordt beveiligd tegen spambots. JavaScript dient ingeschakeld te zijn om het te bekijken.